Het recht om vergeten te worden, ingevoerd in 2019, is een principe in de verzekeringssector dat ervoor zorgt dat een verzekeraar geen verzekering mag weigeren of geen medische bijpremie mag aanrekenen aan mensen die hersteld zijn van ernstige ziektes, zoals kanker. Dit principe werd in 2022 al uitgebreid naar de arbeidsongeschiktheidsverzekering en verkortte de termijn voor het ingaan van het recht om vergeten te worden voor kankerpatiënten van tien naar vijf jaar na een succesvolle behandeling vanaf 1 januari 2025. "Dat zijn stappen in de goede richting, maar nog niet voldoende," aldus Van Bossuyt.

Afschaffing meldingsplicht

Een belangrijk punt in het wetsvoorstel van Van Bossuyt is de afschaffing van de meldingsplicht. "Zolang deze mensen hun ziektegeschiedenis moeten blijven vermelden, blijft hun verleden hen achtervolgen. We willen dat het recht om vergeten te worden een écht recht om vergeten te worden is. Dit is ook de kern van dat recht. Want hoe kan die kanker uit het verleden worden vergeten indien deze ziekte bij elke aanvraag moet worden gemeld aan de verzekeraar?" vraagt ze zich af. 

Van Bossuyt is van mening dat zolang de meldingsplicht bestaat, een ex-kankerpatiënt of chronisch zieke nooit op dezelfde manier behandeld zal worden als een gezond persoon, terwijl hij of zij op dat moment even veel of weinig risico met zich meedraagt. In onze buurlanden Frankrijk, Nederland en Luxemburg is die meldingsplicht wel al afgeschaft.

Rechtvaardigheid

Het wetsvoorstel wil ook het recht om vergeten te worden uitbreiden naar reisannulatieverzekeringen. "Een ex-kankerpatiënt of persoon met een chronische ziekte moet net als elke andere reiziger een reis kunnen boeken en daar een verzekering voor kunnen afsluiten zonder daar een hogere premie voor te moeten betalen. Iedereen verdient de kans om zonder zorgen de wereld te ontdekken," vindt Van Bossuyt.

"Het gaat niet alleen om regels aanpassen, maar om rechtvaardigheid. Deze mensen hebben gevochten en gewonnen, en verdienen dezelfde mogelijkheden om hun leven weer op te bouwen,” concludeert Van Bossuyt.